Nieuwe pachtnormen per 1 juli 2024

Jaarlijks worden per 1 juli de hoogst toelaatbare pachtprijzen voor akkerbouw- en grasland, tuinland, agrarische gebouwen en agrarische woningen vastgesteld. De nieuwe pachtnormen zijn berekend op basis van de bedrijfsresultaten van middelgrote en grote akkerbouw- en melkveebedrijven in de periode 2018-2022. Per pachtprijsgebied gelden regionale normen. De pachtnormen 2024 van los bouw- en grasland zijn in alle pachtprijsgebieden hoger dan de pachtnormen 2023.

De maximaal toegestane pachtprijzen voor agrarische bedrijfsgebouwen stijgen in 2024 met 4,25%. Voor agrarische woningen met pachtovereenkomsten, die op 31 augustus 2007 al bestonden, stijgen de maximaal toegestane pachtprijzen in 2024 met 5,8%. Voor agrarische woningen met pachtovereenkomsten, die na 31 augustus 2007 zijn ingegaan, stijgen de maximaal toegestane pachtprijzen in 2024 met 3,8%.

Dien Gecombineerde opgave uiterlijk 15 mei in

De Gecombineerde opgave zal uiterlijk 15 mei ingediend moeten worden. De in het verleden geldende ‘kortingsperiode’ geldt in het huidige GLB-stelsel niet meer. Na 15 mei kunnen ook geen eco-activiteiten meer toegevoegd worden. Het is daarom raadzaam om bij twijfel over of een eco-activiteit wordt uitgevoerd, deze activiteit wel aan te melden. Zodra echter duidelijk is dat een aangemelde eco-activiteit niet wordt uitgevoerd, zal deze terstond teruggetrokken moeten worden door het indienen van een aangepaste opgave. Wanneer een niet-uitgevoerde eco-activiteit niet (tijdig) is teruggetrokken, kan dit leiden tot een korting op de GLB-subsidies.

Wilt u gebruik maken van fosfaatdifferentiatie, dan zal de fosfaattoestand van de percelen ook uiterlijk 15 mei via het indienen van de Gecombineerde opgave gemeld moeten worden bij RVO.
 

Regelgeving scheuren grasland

Voor het scheuren, doodspuiten of vernietigen van grasland gelden afhankelijk van de grondsoort verschillende perioden, waarin dit is toegestaan en gelden verschillende voorwaarden. Hieronder volgt een overzicht van de regelgeving die geldt voor het voorjaar. 
 
Zand- en lössgrond

Op zand- en lössgrond mag grasland tussen 1 februari en 10 mei vernietigd worden als direct daarna een stikstofbehoeftig gewas wordt gezaaid. Niet toegestaan zijn onder meer erwten, luzerne, spelt en zomergerst. Na vernietiging van de graszode mag alleen nog een bemesting met stikstof plaatsvinden, indien uit een representatief grondmonster (scheurmonster) blijkt dat dit noodzakelijk is. Dit grondmonster moet zo laat mogelijk voor het bemesten worden genomen. 
 
Wanneer direct na het scheuren maïs, consumptie- of fabrieksaardappelen worden geteeld, vindt er een korting van 65 kg per ha op de stikstofgebruiksnorm plaats. Bij deze gewassen hoeft geen scheurmonster genomen te worden. De korting op de stikstofgebruiksnorm geldt niet wanneer het gras, dat vernietigd wordt, het vorige najaar is ingezaaid als verplicht vanggewas na maïs of als niet-vlinderbloemige groenbemester. 
 
Tussen 11 en 31 mei mag grasland op zand- en lössgrond alleen gescheurd worden als direct daarna weer gras wordt ingezaaid. In dit geval geldt een bemonsteringsplicht als men na de vernietiging van de graszode een stikstofbemesting wil toepassen. 

Klei- en veengrond

Op klei- en veengrond mag grasland vernietigd worden tussen 1 februari en 15 september. Indien men de grond wil bemesten met een stikstofhoudende meststof, moet uit een representatief grondmonster (scheurmonster) blijken dat de aanwezige hoeveelheid stikstof in de grond te laag is voor de stikstofbehoefte van het te zaaien gewas. Het grondmonster moet zo laat mogelijk voor het bemesten worden genomen. Het gewas moet bemest worden volgens het advies behorend bij het grondmonster. 

Regels klei- en veengrond voor derogatiebedrijven in NV-gebied

Derogatiebedrijven op klei- en veengrond in NV-gebieden mogen grasland tussen 1 februari en 10 mei vernietigen, indien direct daarna een stikstofbehoeftig gewas wordt geteeld. Indien men dit gewas wil bemesten met een stikstofhoudende meststof, moet uit een representatief grondmonster (scheurmonster) blijken dat de aanwezige hoeveelheid stikstof in de grond te laag is voor de stikstofbehoefte van het gewas. Het grondmonster moet zo laat mogelijk voor het bemesten worden genomen. Het gewas moet bemest worden volgens het advies behorend bij het grondmonster. 

Wanneer direct na het scheuren maïs wordt geteeld, vindt er een korting van 65 kg per ha op de stikstofgebruiksnorm plaats. Er hoeft dan geen scheurmonster genomen te worden. De korting op de stikstofgebruiksnorm geldt niet wanneer het gras dat vernietigd wordt het vorige najaar is ingezaaid als verplicht vanggewas na maïs of als niet-vlinderbloemige groenbemester. 
 
Tussen 11 en 31 mei mag grasland gescheurd worden als direct daarna een gewas wordt ingezaaid. In dit geval geldt een bemonsteringsplicht als men na de vernietiging van de graszode een stikstofbemesting wil toepassen. Bij inzaai van maïs wordt de stikstofgebruiksnorm gekort met 65 kg per ha.
 
Regels klei- en veengrond voor derogatiebedrijven buiten NV-gebied

Derogatiebedrijven op klei- en veengrond buiten NV-gebieden mogen grasland vernietigen tussen 1 februari en 31 mei. Wanneer men de grond na het scheuren wil bemesten met een stikstofhoudende meststof, dan moet een scheurmonster worden genomen. Het gewas moet bemest worden volgens het bemestingsadvies behorend bij het grondmonster. Wanneer direct na het scheuren maïs wordt geteeld, vindt er een korting van 65 kg per ha op de stikstofgebruiksnorm plaats. 
 
Let op!  De regels voor het scheuren van grasland maken onderdeel uit van de voorwaarden voor toepassing van derogatie. Wanneer men deze regels overtreedt, kan dit leiden tot intrekking van derogatie.

Aangepaste emissiefactoren bij aanpak piekbelasting en Lbv

Naar aanleiding van recent onderzoek over de werking van emissiearme stalsystemen heeft de minister voor Natuur en Stikstof besloten om bij het berekenen van de stikstofdepositie in het kader van de aanpak piekbelasting en de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv) bij een tweetal categorieën huisvestingssystemen het gebruik van alternatieve emissiecijfers toe te staan. Deze uitzondering zal gelden voor emissiearme vloeren in de melkveesector en volièrestallen in de pluimveesector en heeft geen doorwerking op andere beleidsterreinen.

Alternatieve emissiecijfers

Melkveehouders met een emissiearme vloer krijgen vanaf nu de mogelijkheid om bij de berekening van de stikstofdepositie een emissiecijfer van 13 kg ammoniak per dierplaats per jaar te hanteren. Dit is de emissie van melkvee in een stalsysteem zonder emissiereducerende techniek. Pluimveehouders met een volièrestal kunnen vanaf nu een emissiecijfer van driemaal de waarde van de huidige emissiefactoren hanteren. 

Gevolgen

Door de aanpassing komen ondernemers met deze stalsystemen eerder in aanmerking voor genoemde regelingen. RVO neemt de komende periode contact op met ondernemers die beschikken over de betreffende stalsystemen en reeds een aanvraag hebben ingediend voor de Lbv. In overleg met deze ondernemers kan RVO zelf de berekening controleren en aanpassen. Het kan immers voorkomen dat deze ondernemers nu, met in achtneming van de nieuwe emissiecijfers, in aanmerking komen voor de Lbv-plus of voor andere regelingen onder de aanpak piekbelasting. Ook deze ondernemers kunnen, als zij dat willen, contact opnemen met een zaakbegeleider.

Sluitingsdatum Lbv en Lbv-plus

De sluitingsdatum voor de Lbv is 1 december 2023 en voor de Lbv-plus 5 april 2024.

Verplicht vanggewas na snijmaïs in NV-gebieden

Op zand- en lössgronden geldt al jarenlang de verplichting een vanggewas te telen na snijmaïs. Deze verplichting geldt met ingang van 2023 ook voor bedrijven in met nutriënten verontreinigde gebieden, die gebruik maken van derogatie.

Wat zijn NV-gebieden?

In 2023 zijn door de minister met nutriënten verontreinigde gebieden (NV-gebieden) aangewezen. Dit zijn gebieden waar extra maatregelen nodig zijn om de waterkwaliteit te verbeteren. In 2023 zijn dit de werkgebieden van de waterschappen Hollands Noorderkwartier, Delfland en Brabantse Delta. 

Hoe een vanggewas inzaaien?

Een vanggewas na maïs mag op drie manieren worden ingezaaid:

  • door onderzaai;
  • door direct nadat de mais is geoogst een vanggewas in te zaaien; of 
  • door na de oogst van snijmais wintergraan te telen. Dit geldt als hoofdteelt in het volgende jaar. 

Wanneer een vanggewas als hoofdteelt?

Soms is het verplicht om een vanggewas als hoofdteelt te gebruiken voor het volgende jaar. Dit is het geval als het bedrijf vanaf 2 oktober, maar uiterlijk 31 oktober:

  • een vanggewas teelt na snijmais; of
  • een andere maissoort oogst en het vanggewas niet direct daarna kan inzaaien. 

Vanggewas doorgeven aan RVO.nl tot en met 1 oktober

Landbouwers op zand- en lössgronden en in de NV-gebieden geven het vanggewas door in de Gecombineerde Opgave op mijn.rvo.nl. Voor ieder maisperceel geeft men het vanggewas op als nateelt. Dit gebeurt voor alle vanggewassen die men zaait. Daarbij moet ook worden ingevuld of er uiterlijk op 1 oktober of na 1 oktober wordt ingezaaid. Indien de ingevulde zaaidatum niet wordt gehaald, hoeft de nieuwe datum alleen doorgegeven te worden als er op of na 2 oktober wordt gezaaid. Doorgeven kan tot en met 1 oktober 2023.

Kamervragen invloed Didam-arrest op pachtovereenkomsten

In het zogenaamde Didamarrest uit 2021 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een overheidslichaam een onroerende zaak niet onderhands mag verkopen zonder andere gegadigden de mogelijkheid te bieden om een bod uit te brengen. Als er meerdere gegadigden zijn of als redelijkerwijs te verwachten is dat er meerdere gegadigden zullen zijn, zal het overheidslichaam criteria moeten opstellen aan de hand waarvan de koper wordt geselecteerd.

De minister van LNV heeft Kamervragen beantwoord over de invloed van het Didam-arrest op pachtovereenkomsten van Staatsbosbeheer en het Rijksvastgoedbedrijf.

Als gevolg van het Didam-arrest kunnen pachtcontracten niet steeds opnieuw onderhands aan dezelfde pachter worden aangeboden. Dit kan de positie van de zittende pachter verslechteren. Bij aflopende overeenkomsten dienen bestaande pachters in te schrijven voor verlenging als er meerdere gegadigden zijn om de grond te behouden. De verpachter kan kwaliteitseisen stellen die meespelen bij de beoordeling van de inschrijving. Dit leidt ertoe dat het hoogste bod niet doorslaggevend hoeft te zijn.

Het gebrek aan zekerheid over het gebruik van grond is geen stimulans om goed te zorgen voor de bodem. Om die reden wil de minister door wijziging van de pachtwetgeving langlopende pachtcontracten stimuleren. Kortlopende pachtcontracten zouden vooral moeten worden gebruikt als daar zwaarwegende redenen voor zijn. De minister wil met de wetsherziening bereiken dat verpachter en pachter meer duurzaamheidsafspraken maken.

De minister wijst erop dat de gevolgen van het arrest voor het Rijksvastgoedbedrijf beperkt zijn. Het Rijksvastgoedbedrijf heeft 90% van de landbouwgrond uitgegeven in reguliere pacht of erfpacht. Deze contracten wijzigen niet door het Didam-arrest. Staatsbosbeheer en het Rijksvastgoedbedrijf gaan bij het uitgeven van grond in pacht niet alleen uit van economische doelstellingen, maar hanteren ook natuurdoelstellingen.

Pacht vereist persoonlijk gebruik door pachter

Op de pachter rust de verplichting om het gepachte persoonlijk te gebruiken. Op zich mag de pachter anderen inschakelen bij de exploitatie, maar hij dient wel de dagelijkse leiding te behouden. Wanneer de pachter hierin tekortschiet, is dit een grond voor de verpachter om de pachtovereenkomst te ontbinden. Als de pachter zijn werkzaamheden in het agrarische bedrijf afbouwt en in toenemende mate overlaat aan de opvolger, is het raadzaam om tijdig te verzoeken om indeplaatsstelling of medepacht. Een rechter zal een dergelijk verzoek in ieder geval afwijzen als de voorgestelde pachter onvoldoende waarborgen biedt voor een behoorlijke bedrijfsvoering. De voorgestelde pachter dient voldoende theoretische en praktische scholing te hebben genoten. De vraag of aan dit vereiste is voldaan is mede afhankelijk van het soort agrarisch bedrijf.

Wanneer de pachter een samenwerking aangaat (bijvoorbeeld inbreng in een maatschap of vennootschap), zal de pachter de zeggenschap over de grond contractueel moeten voorbehouden. Daarnaast zal er nog steeds sprake moeten zijn van persoonlijk gebruik van de pachter. Let ook op bij het onderverpachten van grond, bijvoorbeeld in het kader van de vruchtwisseling. Zonder toestemming van de verpachter kan dit voor de verpachter een reden zijn om de pachtovereenkomst op te zeggen, omdat er geen sprake is van persoonlijk gebruik.

Maatregel stimulering gebruik organische stofrijke meststoffen

Vanaf 2023 telt de hoeveelheid fosfaat uit meststoffen met een hoog gehalte aan organische stof (OS-rijke meststoffen) onder voorwaarden maar voor een deel mee in de bepaling of voldaan is aan de van toepassing zijnde fosfaatgebruiksnorm. Bij deze meststoffen wordt gekeken naar de verhouding tussen effectieve organische stof en de nutriënten (fosfaat en stikstof) in de meststof. Het toepassen van OS-rijke meststoffen levert meerdere voordelen op: het verbetert de bodemkwaliteit (toename organische stof en bodembiodiversiteit), het stimuleert de opslag van CO2 (in de vorm van stabiele organische stof) en het stimuleert de bovengrondse biodiversiteit van insecten en weidevogels.

OS-rijke meststoffen

Tot de OS-rijke meststoffen behoren: groencompost, gft-compost, champost en vaste strorijke mest van rundvee, biologisch gehouden varkens, schapen, geiten en paarden. De hoeveelheid fosfaat in deze vaste strorijke mest en champost telt voor 75% mee, de fosfaat uit gft-compost en groencompost voor 25%.

Voorwaarden

  • Op een perceel wordt ten minste 20 kg fosfaat van de OS-rijke meststoffen gebruikt.
  • Per hectare wordt niet meer fosfaat van de OS-rijke meststof gebruikt dan de fosfaatgebruiksnorm van het betreffende perceel.

Het blijft mogelijk om meer OS-rijke meststoffen op te brengen dan dit maximum. Wel moet de hoeveelheid OS-rijke meststoffen boven het maximum voor 100% meegenomen worden in de berekening voor de fosfaatgebruiksnorm.

Willekeurige afschrijving bedrijfsmiddelen 2023

In 2023 geldt een eenmalige nieuwe regeling willekeurige afschrijving voor zowel de vennootschaps- als de inkomstenbelasting Deze regeling houdt in, dat op bepaalde nieuwe bedrijfsmiddelen in 2023 ten hoogste 50% willekeurig kan worden afgeschreven. Het restant moet regulier worden afgeschreven.

Voorwaarden

Het moet gaan om een bedrijfsmiddel waarvoor in 2023 ter zake van de aanschaffing verplichtingen zijn aangegaan of ter zake van de voortbrenging voortbrengingskosten zijn gemaakt. Het bedrijfsmiddel moet vóór 1 januari 2026 in gebruik worden genomen. Wanneer het bedrijfsmiddel nog niet in gebruik is genomen, mag er maximaal afgeschreven worden tot het bedrag dat betaald is.

Uitgesloten bedrijfsmiddelen

Onder meer de volgende bedrijfsmiddelen komen niet in aanmerking voor deze regeling: gebouwen, immateriële activa (zoals dierrechten), dieren, bedrijfsmiddelen die hoofdzakelijk zijn bestemd voor verhuur en bedrijfsmiddelen die al willekeurig worden afgeschreven op grond van een andere regeling (bijvoorbeeld Vamil).

Voordeel

De extra afschrijving vermindert de winst van het betreffende jaar, wat tot een lagere belastingaanslag kan leiden. Hiermee kan een rente- en liquiditeitsvoordeel gerealiseerd worden of mogelijk een tariefvoordeel behaald worden.

Nieuw GLB: mogelijk uitstel twee voorwaarden

Op verzoek van de EU-lidstaten stelt de Europese Commissie een tijdelijke afwijking (derogatie) voor van de regels inzake de vruchtwisseling (GLMC 7) en niet productief areaal en landschapselementen (GLMC 8) in het nieuwe Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Nederland staat hier positief tegenover, maar moet nog een besluit nemen hoe zij dit gaat invullen. GLMC’s zijn EU-normen die gunstig zijn voor klimaat en milieu – ook wel conditionaliteit genoemd – waaraan alle landbouwers die GLB-betalingen (zoals basispremie en eco-premie) ontvangen, moeten voldoen.

Het mondiale voedselsysteem is geconfronteerd met grote risico’s en onzekerheden die met name voortvloeien uit de oorlog in Oekraïne, waardoor in de nabije toekomst ook problemen met de voedselzekerheid kunnen ontstaan. De afwijking zou in de EU tot 1,5 miljoen hectare meer in productie moeten leiden.

Gezien het belang van deze GLMC-normen (goede landbouw- en milieuomstandigheden) voor de doelstellingen om het bodempotentieel in stand te houden en de biodiversiteit op het landbouwbedrijf te verbeteren als onderdeel van de duurzaamheid van de sector op lange termijn en om het voedselproductiepotentieel in stand te houden, geldt de afwijking alleen in 2023. De afwijking wordt verder beperkt tot wat strikt noodzakelijk is om de wereldwijde voedselzekerheidsproblemen als gevolg van de oorlog in Oekraïne aan te pakken. De afwijking geldt alleen voor de teelt van gewassen, die gebruikt worden voor humane voedselproductie. Maïs en soja zijn daarom uitgesloten.