Aftrekposten voor ondernemers in 2020

Oudedagsreserve
De toevoeging aan de oudedagsreserve voor een ondernemer bedraagt in 2020 9,44% van de winst, maar maximaal € 9.218. De toevoeging wordt verminderd met ten laste van de winst gekomen pensioenpremies.

Ondernemersaftrek
Een ondernemer voldoet aan het urencriterium als hij op jaarbasis ten minste 1.225 uur en de helft van zijn arbeidstijd aan zijn onderneming besteedt. Door te voldoen aan het urencriterium heeft de ondernemer recht op ondernemersaftrek. De ondernemersaftrek omvat:

  • de zelfstandigenaftrek;
  • de aftrek voor S&O-werk;
  • de meewerkaftrek;
  • de startersaftrek arbeidsongeschikten;
  • de stakingsaftrek.

De zelfstandigenaftrek is verlaagd naar € 7.030. De aftrek voor S&O-werk bedraagt in 2020 € 12.980. Wie in een van de vijf voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer was en in deze periode niet meer dan tweemaal de S&O-aftrek heeft toegepast, heeft recht op een verhoogde aftrek S&O-werk. De verhoging bedraagt € 6.494. De overige bedragen van de ondernemersaftrek zijn niet gewijzigd. De ondernemersaftrek in de hoogste inkomensschijf vindt plaats tegen een gereduceerd tarief van 46% in plaats van het tabeltarief van 49,5%.

Gemengde kosten
Gemengde kosten zijn kosten met een deels zakelijk, deels privé karakter. Voor gemengde kosten geldt een beperking van de mate waarin zij in aftrek komen op de winst. De volgende kosten zijn voor 80% aftrekbaar:

  • kosten van voedsel, drank en genotmiddelen;
  • kosten van representatie, inclusief recepties, feestelijke bijeenkomsten en vermaak;
  • kosten van congressen, seminars, symposia, excursies, studiereizen en dergelijke.

De ondernemer kan er voor kiezen 20% van de werkelijke gemengde kosten niet in aftrek te brengen. Als alternatief kan de ondernemer de kosten volledig in aftrek brengen en de winst verhogen met een vast bedrag van € 4.700.

Mkb-winstvrijstelling
De mkb-winstvrijstelling voor ondernemers is niet gewijzigd in 2020 en bedraagt 14% van de winst.

Vergoeding voor lagere bedrijfswaarde

Tot het ondernemingsvermogen behorende zaken kunnen op grond van goed koopmansgebruik bij een blijvende waardedaling worden afgewaardeerd van de boekwaarde naar de lagere bedrijfswaarde. Als de waardedaling wordt gecompenseerd is er geen aanleiding om de waardedaling ten laste van de winst te brengen.

Een landbouwer wilde de tot zijn ondernemingsvermogen behorende landbouwgrond afwaarderen in verband met de omzetting in natuurterrein. De bedrijfswaarde van de grond als natuurterrein is beduidend lager dan de waarde als landbouwgrond. De Belastingdienst weigerde de afwaardering ten laste van de winst toe te staan. Over de waarde van de grond voor en na de omzetting in natuurterrein was geen discussie tussen de landbouwer en de Belastingdienst. Als vergoeding voor de omzetting in natuurterrein ontving de landbouwer een bedrag aan compensatie. Deze compensatie was een vergoeding voor de waardedaling van de grond. Dat betekende dat bij de berekening van de winst rekening moest worden gehouden met deze compensatie. Hof Arnhem-Leeuwarden stelde vast dat de compensatie gelijk was aan de getaxeerde waardedaling van de grond als gevolg van de omzetting in natuurterrein. Daardoor was per saldo geen sprake van een waardevermindering die in mindering op de winst kon komen.

Verdeling koopsom onderneming

Bij de verkoop van een onderneming of van ondernemingsvermogen wordt de onderverdeling, die in de koopovereenkomst van de totale koopsom wordt gemaakt van de verschillende delen van het gekochte, als regel gevolgd tenzij aannemelijk is dat de overeengekomen verdeling niet in overeenstemming is met de werkelijkheid. Afwijkingen van de werkelijkheid komen voor om de verkoopprijs zoveel mogelijk aan vrijgestelde onderdelen toe te rekenen en zo de belastbare winst van de verkoper te drukken. De koper kan belang hebben bij zo veel mogelijk afschrijvingspotentieel en daarom belang hebben bij een afwijkende verdeling.

De Belastingdienst bestreed de in de koopovereenkomst van een agrarisch bedrijf opgenomen splitsing van de koopsom. De rechtbank was van oordeel dat de gehanteerde verdeling niet in overeenstemming was met de werkelijkheid. Zo was de gehanteerde prijs voor de verkochte bedrijfsopstallen beduidend lager dan de in het kader van de Wet WOZ opgemaakte taxatieverslagen. De gehanteerde verkoopprijs voor de eveneens verkochte woning was beduidend hoger dan de getaxeerde waarde. Voor de verkochte landbouwgrond hanteerden kopers en verkopers in de overeenkomst een prijs van € 40.000 per hectare. De Belastingdienst ging uit van € 33.855 per hectare.

Ook de door de Belastingdienst gehanteerde verdeling van de koopsom vond wegens het ontbreken van een afdoende onderbouwing geen genade in de ogen van de rechtbank. De rechtbank stelde daarom zelf in goede justitie deelprijzen vast voor de bedrijfsopstallen, de woning en de landbouwgrond. Door de correcties viel de winst van de verkopers hoger uit.

Landelijke Landbouwnormen 2018

De Belastingdienst heeft de Landelijke Landbouwnormen 2018 vastgesteld. Dit document bevat normbedragen voor 2018 voor diverse kostenposten, bedrijfsmiddelen en voorraden van agrarische bedrijven. Deze normen gelden alleen voor agrarische activiteiten in Nederland. Ondernemers moeten de normen gebruiken bij de bepaling van de jaarwinst van hun onderneming. De normen 2018 gelden zowel voor de inkomstenbelasting als voor de vennootschapsbelasting voor het kalenderjaar 2018 en voor gebroken boekjaren die beginnen in 2018 en eindigen in 2019. Vanwege de diversiteit van de biologische land- en tuinbouw zijn er voor deze sector geen aparte normen vastgesteld.

De belangrijkste veranderingen in de Landelijke Landbouwnormen 2018 ten opzichte van eerdere jaren zijn het vervallen van de landbouwregeling in de omzetbelasting per 1 januari 2018. Daarom zijn alle bedragen nu vermeld exclusief omzetbelasting. Aan de Landbouwnormen is een onderdeel Melkveefosfaatrechten toegevoegd. Verder zijn voor vleeskuikens normbedragen opgenomen met betrekking tot de reguliere, middensegment en langzaam groeiende vleeskuikens. Tenslotte is een nieuwe tabel opgenomen met normbedragen met betrekking tot vleeskonijnen.

Afwijken van de Landbouwnormen is alleen toegestaan in uitzonderlijke gevallen. De ondernemer moet dan in zijn aangifte inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting gemotiveerd aangeven dat hij bij de vaststelling van de winst is afgeweken van de normen.

Bij eigen verbruik en privégebruik is sprake van richtbedragen. Daarvan mag worden afgeweken mits aannemelijk kan worden gemaakt waarom de richtbedragen niet worden toegepast.

Niet twee keer afschrijven op goodwill

Goodwill, die een ondernemer heeft gekocht, wordt geactiveerd op de balans van de onderneming en vervolgens afgeschreven ten laste van de winst. Is de goodwill afgeschreven, dan kan deze niet nogmaals geactiveerd worden om voor de tweede keer daarop af te schrijven.

Een ondernemer had in het kader van de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst recht op een ontbindingsvergoeding van € 45.000. Omdat hij cliënten van zijn oude werkgever overnam moest hij op grond van het in zijn arbeidsovereenkomst opgenomen relatiebeding ruim € 35.000 aan de werkgever betalen. De ondernemer verwerkte het saldo van € 10.000 als onderdeel van zijn winst uit onderneming in het jaar van betaling. De rechtbank oordeelde dat de ondernemer het bruto bedrag van de ontbindingsvergoeding als loon uit dienstbetrekking had moeten verantwoorden en het bedrag van € 35.000 had moeten activeren op zijn balans als goodwill. Door alleen het saldo als inkomen aan te geven heeft de ondernemer de goodwill in feite in één keer afgeschreven. De ondernemer wilde in een later jaar de goodwill alsnog activeren en afschrijven. Hij deed daarvoor een beroep op de zogenaamde foutenleer. De Belastingdienst stond dat niet toe.

Naar het oordeel van de rechtbank was dat terecht. Het is niet mogelijk om de goodwill met een beroep op de foutenleer in een later stadium nogmaals te activeren en vervolgens ten laste van de winst af te schrijven. In hoger beroep oordeelde Hof Arnhem-Leeuwarden in gelijke zin. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het hof zonder nadere motivering ongegrond verklaard.

Herinvesteringsreserve benut voor herstel fundering pand

De belastingheffing die een ondernemer behaalt bij de verkoop van een bedrijfsmiddel kan worden uitgesteld door de vorming van een herinvesteringsreserve. De herinvesteringsreserve is de opvolger van de onder de Wet IB 1964 bestaande vervangingsreserve. De toepassingsmogelijkheden van de herinvesteringsreserve zijn ruimer. Zo geldt, anders dan bij de vervangingsreserve, niet als uitgangspunt de eis dat het nieuwe bedrijfsmiddel eenzelfde economische functie vervult als het verkochte bedrijfsmiddel. Die eis geldt alleen bij afboeking van de herinvesteringsreserve op een bedrijfsmiddel waarop niet of langer dan tien jaar wordt afgeschreven.

Hof Den Haag accepteerde de vorming van een herinvesteringsreserve voor de bij verkoop van een bedrijfspand behaalde boekwinst en de afboeking daarvan op de kosten van herstel van de fundering van het eerder gekochte vervangende bedrijfspand. De funderingswerkzaamheden waren zo ingrijpend dat het pand daardoor werd verbeterd. Op de kosten van verbetering kan een herinvesteringsreserve worden afgeboekt.
Wanneer de kosten van herstel of vernieuwing van een bedrijfsmiddel in verhouding tot de aanschaffingskosten aanzienlijk zijn, moeten deze kosten op grond van goed koopmansgebruik worden geactiveerd, voor zover de kosten niet zijn veroorzaakt door het gebruik van het bedrijfsmiddel na de aanschaf ervan door de ondernemer. Deze te activeren kosten gelden als een herinvestering, ook als de vernieuwing of het herstel plaatsvindt op een later tijdstip dan de aanschaf. Dat was al zo onder de regeling van de vervangingsreserve. Omdat het toepassingsgebied van de herinvesteringsreserve ruimer is, geldt dat ook voor de herinvesteringsreserve, aldus de Hoge Raad.